Over

Introductie

 

Een man op een fiets, een splitcane hengel, het schooltje grote ruisvoorns en een goed geplaatste natte vlieg; zo ontstond bij mij de wens om te gaan vliegvissen en ook splitcane hengels te gaan bouwen.

Het uitgangsmateriaal van toen, voor de eerste 2 hengels, waren een tonkin bonenstaak en een mooie bamboepaal uit de etaleurswereld, (maar beslist geen tonkin. )

De methode was te omslachtig om veel te bouwen, de kwaliteit matig.

Maar het plezier was des te groter, de vlokhengel landde een 10-ponds karpertje op 15/100 en de karperhengel (1.25 pond testcurve) werd niet moe van de vele karpers die de hengel kromtrokken. Vliegvissen leerde ik met een glasvezelstok, gevolgd door een Kunnan grafiet hengeltje van Frans Knuth uit Utrecht.

De eerste splitcane-bouwinstructies kwamen uit een eigen uitgave van dhr. Hein S. Schrooten, een splitcane hengelbouwer in Heerlen, ik heb nr. 28. Er kwamen daarna veel boeken uit de States, 2 draaibanken en een kolomboor, beter en fraaier tonkin, stalen schaafmallen en blokschaven.

Maar een 50-tal hengels verder is het vooral de opgedane ervaring die me helpt om van tonkin en kurk, en van fraaie houtsoorten als coromandel, ebben en palissander en materialen als hoorn en been en ivoor een goede en mooie hengel te laten ontstaan en daarmee dat betoverende moment van een vis en een kunstvlieg steeds weer te kunnen beleven.

Naast vliegenhengels bouw ik graag spinhengels in 3 gramgewichten en incidenteel een karperhengel en een speyrod

 

bamboebos

Bamboe en tonkin

 

Er zijn bijna 1500 soorten bamboe op de wereld, met heel veel gebruiksmogelijkheden, maar slechts een beperkt aantal zijn

geschikt voor de splitcane-techniek.

Tonkin is de meest gebruikte soort.

Japanse hengelbouwers gebruiken ook graag madake en hatiku, soorten die ook gebruikt worden voor de constructie van de traditionele japanse handboog en de shinai, het bamboe kendo-zwaard.

Voor de botanicus: tonkin = Arundinaria amabilis

madake = Phyllostachys bambusoides

hatiku = Phyllostachys henon

 

Eigenschappen van tonkin

 

Tonkin bevat lange cellulosevezels die van knoop naar knoop lopen en daar vervlechten met de vezels van het volgende holle segment De vezels zijn maximaal 50 cm lang. In tegenstelling tot de meeste bamboes heeft een goede tonkinpaal een dikke laag cellulosevezels onder de opperhuid, 3-5 mm dik.

Door de paralelle ligging van de vezels is tonkin goed te splijten en heeft een hoge weerstand tegen duw- en trekkrachten

Lignine (houtstof of merg) vormt de "lijm" die de vezels onderling verbindt, zoals kunsthars de grafietvezels verbindt. De "verlijming" geeft tonkin zijn buigweerstand

Naar het centrum toe neemt de vezeldichtheid af en de mergdikte toe.

De hardheid van de vezels laat toe om een luciferdik staafje door een 3 cm dikke vurenplank te slaan als was het een spijker.

Verwarming (100-150 gr C.) maakt de lignine enigzins vloeibaar waardoor een strip tonkin gebogen en getordeerd kan worden, een belangrijke eigenschap om een rechte hengel te kunnen bouwen. Na afkoeling blijft de vervorming bestaan.

Tonkin bevat een hoog gehalte aan kiezelzuur waardoor schaafbeitels snel hun scherpte verliezen.

Tonkin groeit tot max. 15 meter hoog bij een stamdiameter van max 7.5 cm.

Andere bamboes kunnen wel 40 meter hoog worden en stamdoorsneden van 30 cm halen.

 

Aanschaf van tonkin

Elk tuincentrum verkoopt bonestaken met een diameter van +/- 22 mm, bruikbaar voor kleine hengels.

Zij kunnen ook tonkin palen bestellen die door boomkwekers gebruikt worden om o.a. leibomen te steunen, de diameter is dan maximaal 35 mm. bij ongeveer 4 meter lengte.

Voor grotere maten, 50/60 mm, kan men terecht bij Van der Gucht Pottery en bamboe in Temse, Belgie, of bij Chapman in Engeland.

Deze firma verzendt tonkinpalen van 180 cm lang via postorder.

 

Copyright © All Rights Reserved